Sunday, January 8, 2012

Het buitenland

We waren in Limburg en het was bijna Kerst. Dat laatste, daar hadden we geen rekening mee gehouden, en het betekende dat we ineens tussen duizenden zaterdag-shoppers op het Vrijthof in Maastricht stonden.
Op een kerstmarkt.
Elke keer als we naar Zuid-Limburg rijden, gaan we door dezelfde stadia van beleving. Die we elke keer hardop uitspreken. Als de TomTom bij Eindhoven aangeeft dat het nog drie kwartier is tot Maastricht: 'Goh, het is veel dichterbij dan je denkt hè?' Als we langs de DSM-fabrieken bij Geleen rijden: 'Ongelooflijk, wat deprimerend, al die industrie.' En als we de eerste heuvels zien: 'Kijk, bergen!' 'Toch wel mooier dan al dat plat dat we gewend zijn.' 'Het is net het buitenland hier hè?' 'Ja, het is net het buitenland. Zo on-Nederlands.' Ik vraag me af of alle niet-Limburgers de zuidwaartse rit over de A2 op deze manier ervaren en ik vrees van wel.
Op de kerstmarkt wanen we ons nog meer in een andere wereld. Wat maakt dat Zuid-Limburg aanvoelt als buitenland, met Maastricht als schone vreemdelinge? Het zijn niet alleen de heuvels die je in on-Nederlandse sferen brengen, want ook in het stadscentrum van Maastricht overheerst een gevoel van vervreemding.
Zijn het de Limburgse vrouwen met hun net gekapte haar en hun donkere mantels met nep gouden knopen? Het zijn geen vrouwen en geen meisjes. Hier wonen alleen dames en madammen. Met lange nagels, gelakt in de kleur die het net niet is.
Of zijn het de blaaskapellen die je op elke hoek van de straat vrolijk toe tetteren? Alleen Limburgers kunnen met zulke toewijding in de ijzige winterkou voorbij marcheren in statige uniformen met bijpassende petten, hun knokkels wit, maar zelfverzekerd om hun instrumenten geklemd.
Misschien is het het zachte gezang dat uit ieders kelen klinkt. Limburgs is als Vlaams, als Duits, als Frans en dan door elkaar. Zelfs Brabanders verstaan niet wat ze zeggen. Is het dat?
Op de kerstmarkt staat iedereen op straat en Sra drinkt met Sjeng, en Sjan danst met Juul. Overal klinkt gelach en de ober kan de drank amper aandragen voordat de kelen weer droog staan.
'Wat is het toch,' vraag ik nog een keer aan P. 'Wat maakt dat dit net het buitenland is?'
P weet het ook niet. 'Het is gewoon anders,' zegt hij.

De volgende dag besluiten we een wandeling in het Geuldal te maken. We rijden naar Slenaken, een pittoresk dorpje met mooie vakwerkhuizen ten oosten van Maastricht. P heeft een route gevonden op internet, en met onze iPhones in de hand volgen we de aanwijzingen. Ik heb mijn wandelschoenen niet bij me, dus ik loop op platte, witte laarzen zonder profiel door de licht aangevroren modder. De zon schijnt, en ondanks de kou en het glibberige parcours is het heerlijk wandelen.
We komen veel mensen tegen, de meeste Limburgers, en ze dragen allemaal stevige wandelschoenen, een goed jack, een spijkerbroek of iets anders nuttigs om in te wandelen, en ze zijn meestal met de hele familie.
Bij een boerderij met een watermolen maak ik een foto van P. Ik zie P met zijn lange haren en baard, zijn Ray-Ban zonnebril, zijn Hugo Boss jas en zijn iPhone in de hand. Ik zie ook mezelf met mijn iPhone, mijn gladde laarzen, mijn jurk en zwarte legging, een hippe circle scarf om mijn nek. En ineens weet ik het.
Limburg is niet het buitenland. Wíj zijn het.