Friday, April 20, 2012

Linda de Vries

Het was op een vrijdagmiddag in het noorden van het land. De zon scheen alsof het mei was, maar het was gewoon maart. We waren op weg naar het WK Afstanden in Heerenveen. Zus J had maanden geleden kaartjes voor ons gekocht. 'Doet Sven Kramer mee?' had ik toen gevraagd, want die ken ik. Sven Kramer deed mee. En Irene Wüst ook. Dat was reden genoeg om mee te gaan, want het betekende dat alle schaatsers die ik van naam kende, meededen. Los daarvan wilde P en ik wel eens een stukje Hollandse cultuur van dichtbij opsnuiven. Het ijs rúiken, dat wilden we.

'Brengen jullie zelf oranje items mee?' smste zus J een dag voor ons schaatsavontuur. P en ik moesten daar een beetje om lachen. Moest dat echt? Zulke schaatsfans waren we nu ook weer niet. We gingen toch gewoon kijken? Toen we de afslag naar het Thialf namen, hadden we dus wel onze winterjas bij ons - het was vast koud in een ijshal - maar zeker geen oranje attributen. Op de parkeerplaats liep iemand met een rood-wit-blauwe pet met daarop twee handjes op een springveer. Ze wiebelden driftig heen en weer. ‘Voordat ik zoiets opzet,’ zei ik tegen P.

We waren laat. Het zonnige balkon bij onze vrienden in Groningen had ons langer vast gehouden dan de bedoeling was. Toen we de ijshal binnenliepen, was de 1000 m Heren al aan de gang. We hadden staplaatsen en aan de massa mensen te zien die in vier rijen dik op de bovenste ring stond, was het evenement uitverkocht. We zagen alleen maar ruggen. En oranje mutsen, slingers en truien. We liepen een stuk naar links: ruggen. We liepen een stuk naar rechts: nog meer ruggen. Er werd gejuigd, maar we konden de baan niet zien. Het rook naar schraal bier, het was warm, en ik vermoed dat we een lichte vorm van een cultuurshock hadden. 'Zullen we naar buiten gaan?' vroeg P.

Buiten zijn was een verademing. Ik stond me net af te vragen of we misschien niet gewoon terug naar onze vrienden in Groningen moesten gaan, toen ik een oranje waas in mijn ooghoeken zag. ‘Joehoe!’ riep zus J in oranje sweater ons toe. ‘Ik heb oranje slingers voor jullie!’ Ik kreeg meteen een plastic boa om mijn nek gedrapeerd. ‘Kom, ze zijn vast al bezig,’ en zus J liep kordaat met haar evenzo oranje collega’s de deinende hal in. P en ik besloten buiten te blijven tot de eerste dweilpauze.

Tien minuten later stonden we weer binnen. We hadden de hele eerste serie gemist, terwijl deze juist zo spannend was, verzekerde een collega van zus J ons, want Groothuis moest tegen Nuis. Ik voelde me een kneus. Pretband Kleintje Pils gooide er nog een deuntje tegenaan. Het publiek blaatte vrolijk mee.

Voor de 1500 meter Dames stonden we vooraan op de bovenste ring van de tribune. Dat was in ieder geval iets. Ik deed de oranje boa om. Mijn winterjas knoopte ik om mijn middel. Eerst kwamen er wat Japanners, Kazachstanen en Chinezen, de langzamen zullen we maar zeggen. Wat opviel was dat het publiek in Heerenveen - wat natuurlijk volledig uit Nederlanders bestond – elke schaatser, ongeacht nationaliteit, toejuichte. Maar misschien moet dat ook in de schaatselarij: zonder deze tegenstanders valt er niks te winnen voor het eigen volk.

Terwijl ik hierover stond te mijmeren, verscheen Linda de Vries aan de start. Weer iemand waarvan ik nooit had gehoord. Maar puur omdat ze een oranje pakje aan had, merkte ik dat mijn adrenaline iets omhoog ging. Twee rondjes later stond ik met iedereen om me heen te klappen en te springen en te gillen voor Linda de Vries. Ze deed het goed, niemand had het zo goed verwacht, en van dat gegeven moest ik al bijna huilen. Een collega van zus J gaf me zijn petje met twee wiebelende handjes erop. Ik zette het op en zong uit volle borst mee met Kleintje Pils. Linda de Vries werd uiteindelijk derde van de wereld. Ik was apetrots op iemand die ik totaal niet kende.

Was dit nationalisme of gewoon kuddegedrag? Zou ik hetzelfde gevoel hebben gehad als ik een Canadees was geweest tussen al die juichende Hollanders? Hoe dan ook, even was ik een schaatsfan in hart en nieren en voelde ik me deel uitmaken van iets groters. Het was best fijn om het individu aan de kant te zetten en op te gaan in het collectief. Eén ding is zeker: zus J en al die andere oranje geklede mensen wisten dit al lang vóór ze naar het stadion kwamen.

No comments:

Post a Comment